Leçon n° 6

  • le comparatif (de vergelijkende trap)
  • le vocabulaire de la p. 360-361

Le comparatif (30 minutes)

In de vorige les heb je tien zinnen geschreven. Je hebt tot woensdag 17u de tijd om mij die tien zinnen te tonen via een bericht op Smartschool. Ik zal noteren of je het hebt gemaakt. De tweede reeks zinnen was eigenlijk al in de comparatif. Zonder dat je echt met de theorie bezig was, heb je het voorbeeld gevolgd en vijf zinnen geschreven waarbij je twee vervoersmiddelen met elkaar vergelijkt.


Hier, tu as vu cette vidéo courte comme introduction sur le comparatif. Regarde encore une fois.

Si tu veux regarder une autre vidéo courte, la voici…


Exercice: Je luistert naar een tekst waarin de verschillende manieren om naar Parijs te reizen worden vergeleken. Je gaat vijf tekeningen maken waarbij je illustreert dat je de comparatif uit de tekst hebt begrepen.

Als je bv. zou horen dat de trein de snelle(re) manier is om in Parijs te geraken, dan teken je een supersnelle trein en daarbij een +, zoals in onderstaande tekening. Zou je horen dat je er met een taxi even snel geraakt als met de auto, dan kan je een taxi en een auto tekenen met een = teken tussen.

  • Prends du papier pour dessiner (tekenen).
  • Ecoute maintenant le clip audio.
  • Dessine cinq moyens de transport que tu compares.

Wil je de tekst zien die je net hebt gehoord? Alleen doen als je het te moeilijk vindt met alleen de audio. Laat het een uitdaging zijn. Klik hier voor de tekst. Vergelijk je tekeningen met de tekst. (Je hoeft me dit NIET te tonen via Smartschool)

Vocabulaire p. 360 – 361 (20 minutes)

Etudie le vocabulaire restant du dossier. Tu trouves les mots à la page 360 – 361.

Il y a aussi Quizlet, si tu préfères ça.

Info over de evaluatie komt donderdag rond 17u.